de truuk van het getij
Noordpolderzijl is meestal de laatste Nederlandse haven op weg naar Duitsland. Er volgt nog één lang en venijnig wantij, en daarna zit je op de Eems, en dus bij de Duitse grens. Als het weer niet te woest is, kun je direct oversteken, en bijvoorbeeld voor anker gaan onder Borkum (nee, niet naar het eiland zelf, ik heb heel slechte ervaring met de havendiensten aldaar). Een andere optie is naar Emden of Greetsiel varen. We kozen voor het laatste, omdat dit een goed uitgangspunt is voor de verdere tocht naar het oosten. Bovendien was het erg belangrijk om die avond een café te bezoeken.
In onze bemanning was namelijk een schisma opgetreden. Er was een auto- en voetbalminnend, ligfietsloos deel dat niet van bier hield. Het andere deel was auto- en voetbalhatend, ligfiets- en bierminnend. Om beide groepen tevreden te houden, moesten we die avond in een Duits café zitten, zodat het ene deel de voetbalwedstrijd kon zien, en het andere deel kon genieten van Duitse bieren.
De grote truuk om in één ruk van NPZ naar Greetsiel te varen is dat je zo vroeg mogelijk over het wantij van de Zuid-Oost Lauwers vaart, vervolgens zolang mogelijk stroom mee houdt op de Eems, niet te laat na de kentering het wantij onder het Ranzel pakt, met de ebstroom de Alte Ems afsjeest en dan de geul naar de sluis met stroom tegen pakt. Als de wind meezit, red je dit gemakkelijk, als het tegenzit moet je vooral op de Eems alle snelheid pakken die je pakken kan. Doe je dit niet, dan krijg je drie à vier knopen stroom tegen en kom je nergens.
Met opkomend tij vertrokken we aldus vanuit NPZ, en sloegen aan het eind van het geultje rechtsaf. Voor de vorm trokken we het zeil omhoog, en lieten het toen weer zakken. Blak. Geen zuchtje wind, en geen tijd om te prutsen. De plof moest aan, tot over het wantij. Pas toen we bij het Ra bij groter en dieper water kwamen, was er weer wind. Niet veel, dus de kluiver ging bij. We kregen de stroom tegen, maar hielden genoeg vaart om op tijd op ondieper, en dus minder hard stromend water te komen. Hier moesten we oploeven en zonder kluiver verder. Het werd zelfs twijfelachtig of we genoeg diepte zouden houden om het wantij te pakken. Dit viel mee, maar een paar slagen kruisen was wel noodzakelijk. Hierdoor kwamen we vrij laat bij de geul naar de sluis, hadden veel stroom tegen en moesten de laatste tonnen motoren.
We kwamen dus ook pas tegen laagwater bij de sluis, en deze draait alleen tussen vier uur voor en drie uur na hoogwater. Pech gehad, het gaf de tijd om te koken en te eten en een kopje koffie te zetten. En, het leek er op dat de vaart vanaf de sluis door het natuurgebied naar het dorp bezeild was.