Denemarken, Denemarken...
Voor het eerst sinds 1994 zou Trui weer naar Denemarken gaan. Al in het vroege voorjaar waren de botteraars zich er op aan het verheugen. Het Stichtingsbestuur had zelfs op een hilarische manier een wijfelende schippersvergadering gepasseerd door enthousiaste posters op te hangen over het komende avontuur.
Maar toen werd het juni, en nog steeds was het schip meerdere weken niet verhuurd. Wat nu? Een botter vaar je niet in vier weken heen en weer naar Denemarken. Bovendien wil je daar ook nog wel wat zien. Met name de eerste week wilde niet lukken, niemand had tijd. Deze week valt ook nog binnen het collegejaar, dus moet door afgestudeerden gehuurd worden. Maarja, die kunnen natuurlijk niet zomaar even een week vrij nemen.
Tot overmaat van ramp lukte het ook niet om de derde week verhuurd te krijgen. In die week zou de boot door het Kielerkanaal naar de Oostzee gevaren worden. En voor 'mijn' week, de tweede, had ik vier afzeggingen. Ook was nog niet duidelijk wie in de laatste week van de tocht het schip terug naar Delft zou varen.
Wat te doen? Met heel veel gebel, gemeel en geregel kwamen we toch tot een oplossing. Het weekend van de eerste week huurde ikzelf, om met een groep oude bekenden te varen. We zouden dan de boot naar Zoutkamp brengen, dat scheelt al een flink stuk. Voor mijn week op het Wad vond ik nog twee oud-Bolkers die graag meewilden en dat met enige pijn en moeite konden regelen. Collega-schipper Hugo zou, met wie maar wilde intekenen, Trui verder varen door het Kielerkanaal. En gelukkig kregen twee andere mensen het idee om van de laatste week een middelbare-schoolreünie te maken.
Zo, dat was geregeld. Op het laatste moment. Nu moesten we het nog waarmaken...
De eerste stap
Donderdagmiddag vertrokken we met een deel van de ploeg naar Enkhuizen, om de noodzakelijke boodschappen te doen. Vrijdagochtend waren we met zes: Renate, Pieter, Bo, Joost, Aalke Lida en ik. Ons eerste doel was om van
het IJsselmeer af te komen. De wind was hiervoor niet echt gunstig, maar ach, het was geen noord zes, de planning kwam niet in gevaar. Het plan was om naar Harlingen te gaan, ten eerste om ons zevende
bemanningslid, Karin, op te pikken. Ten tweede wilden we even bij Peter en Arie op bezoek, vooral ook omdat Peter een oude vriend van Renate is, en ze elkaar al jaren niet meer gezien hadden. Ik belde richting de Condor om Peter te vertellen dat we eraan kwamen en ik een verrassing voor hem had.
Onderweg kwamen we nog bekenden tegen: De EB58, die duidelijk voor een gunstiger koers gekozen hadden. Ergens voorbij Stavoren viel de wind vrijwel weg, en moesten we een stuk motoren om niet te laat bij de sluis te zijn. Op het Boontjes, de geul naar Harlingen, kan het namelijk gemeen stromen en we hadden dat liever niet tegen. Het bleek een goede keuze, aan de andere kant van de dijk stond meer wind, en de stroom was nog niet te sterk.
Harlingen is een prachtig stadje. Hoewel niet groot, heeft het alles van een echte oude havenstad. Oude pakhuizen, bruggen die de hele tijd open en dicht gaan, en vooral heel veel oude schepen. En het ligt direct aan het Wad. Niet zoals Rotterdam, dat van de Noordzee gescheiden wordt door eindeloze petrochemische industrie, of Amsterdam, dat niet eens meer aan zee ligt. Nee, een echte haven, met echte schepen aan de mooiste zee van West-Europa.
'sAvonds zijn we uiteraard op bezoek geweest bij de Condor. Er scharrelde een onweerstaanbare pup rond, een Friese Stabij genaamd Maat. Ook kwamen we Dirk van de Najade tegen.