kwelders en krijtrotsen

Naar de Oostzee

Onze laatste nacht aan de westkust brengen we door in Oksbøl. We arriveren er aan het begin van de avond. De camping heeft net een nieuwe eigenaar, de oude is overleden. Op de camping heeft de tijd stil gestaan. Eind jaren zeventig is er veel in geïnvesteerd, en daarna is er niets meer gebeurd. Het sanitair heeft duidelijk slijtage, maar de verblijfsruimte ziet er uit alsof er de laatste 25 jaar alleen maar is schoongemaakt. Heel eigenaardig, het voelt een beetje unheimisch.

Arbeiders in de haven van Kolding. Door alle tegenwind die we gehad hebben, en de tegenwind die voorspeld is, besluiten we om het vasteland van Denemarken per trein te doorkruisen. Anders wordt het toch wat krap, we willen perse Møns Klint halen. Op vrijdagochtend rijden we daarom naar het station in Varde. We komen zowaar een ligfietser tegen, een man op een zilvergrijze 20-26. We arriveren wat vroeg in Varde, hebben alle tijd om brood te kopen en een trein eerder te nemen. In Esbjerg proberen we vervolgens in de intercity te stappen, maar dat kan niet zonder reservering voor je fiets en bovendien wordt het met ligfietsen opeens wel erg lastig en moeilijk. Dan maar de stoptrein. Het geeft ons de tijd voor koffie. Anderhalf uur later zijn we aan de Oostzeekust. Vanuit de trein konden we zien dat we niet bijzonder veel gemist hebben. Zoals zoveel landen is Denemarken het mooist daar waar land en zee elkaar gevormd hebben.

Mijn onderarm zit onder de bladeren van brandnetels We stappen uit in Kolding, en volgen de Oostzeeroute. Geen verstandige keuze. Al na een paar kilometer is het pad alleen nog begaanbaar voor een onbepakte mountainbike. Mijn achterwiel glijdt weg, ik val achterover en kom met mijn arm in vrij agressieve brandnetels terecht. Mijn onderarm is één grote blaar waar ik nog dagen last van zal hebben. Te voet halen we de top van het heuveltje en rijden naar de eerste de beste asfaltweg. We zoeken zelf onze route wel.