Esbjerg
Het is heerlijk voorjaarsweer, tijdens onze rustdag. Op ons dooie gemak wandelen we een door de duintjes, over de kwelder, langs poelen en slootjes. We genieten van het uitzicht op de dijk, de vogels en lachen om de nieuwsgierige koeien. Op dit eiland lijkt niemand haast te hebben. 'smiddags halen we een paar Tuborgs bij de buurtsuup en gaan voor de tent liggen om te lezen en te schrijven.
We kunnen niet meteen afscheid nemen van Mandø, de volgende ochtend. Eerst rijden we nog een rondje langs de dijk, en dan gaan we de getijdeweg weer op. Het gaat een stuk gemakkelijker dan eerst; het grind is droog. Toch zijn we nog steeds veertig minuten bezig met die paar kilometer. Dan gaan we via kleine weggetjes naar Ribe om brood te kopen en een kopje koffie te drinken. We strijken neer op het terrasje van een galerie-kledingzaak-café-combinatie. Vlakbij ligt een fraaie replica van een Deense platbodem. Helaas is ook deze al jaren niet de haven uitgeweest en ligt dus weg te rotten. Een lot dat vrijwel elke replica treft. Het bouwen van de replica is een groots project waar veel mensen bij betrokken worden, vaak via leer-werktrajecten. Maar tijdens de bouw verzuimt men een netwerk van zeilers op te bouwen dat het schip na de doop in de vaart houdt. En zoals bekend, een schip dat niet vaart is ten dode opgeschreven. Treurig. Ik zou maar wat graag een keertje met dit schip het Deense Wad onveilig maken.
Door de eeuwige tegenwind zijn we wat achter op schema. Richting Esbjerg kiezen we daarom alleen nog wegen waarvan we zeker weten dat ze geasfalteerd zijn. Halverwege de middag naderen we deze grote havenstad, de noordelijkste van het Wad. Het lijkt zinvol om morgen het vasteland van Denemarken met de trein te doorkruisen, we hebben het vermoeden dat dit niet het meest interessante deel van de reis is, en het scheelt een dag fietsen. We rijden daarom even langs het station. Aalke Lida komt met vijf verschillende folders met treintijden naar buiten: ook in Denemarken is men er in geslaagd het openbaar vervoer tot een onbegrijpelijke warboel te liberaliseren.
We verlaten Esbjerg via de strandweg. Na alle modder, klei, veen en waddenprut is dit wel een heel ander landschap, het lijkt nog het meest op de boulevard van een Noordzeestrand. Bij zo'n strand hoort natuurlijk een ijstent waar we opteren voor de combinatie van espresso en schepijs. Vanaf het terrasje zien we Langli liggen, het onbewoonde eiland midden in de Ho Bugt. Tot enkele decennia geleden woonden hier nog een paar boeren. Nu ligt het als natuurgebied in een glinsterende zee.